De laars van Junod
De ventouse Junod of Laars van Junod werd omstreeks 1850 uitgevonden in Parijs. In Nederland werd de ventouse Junod nooit op grote schaal toegepast. Alleen de internationaal georiënteerde gestichten Meerenberg en het Krankzinnigengesticht in Utrecht schaften de laars aan.
Victor Theodore Junod
De Franse arts Victor Theodore Junod (1809-1881) ontwikkelde deze ventouse in de veronderstelling dat met name manische krankzinnigen leden aan een teveel aan bloed in ruggenmerg en hoofd. Junod was een aanhanger van de humorenleer, ook wel bekend als de vier-sappenleer, en stond met zijn laars feitelijk midden tussen twee ‘medische systemen’ in die zich vanaf de 19e eeuw steeds verder van elkaar begonnen te verwijderen.
Humorenleer
Nieuwe medisch-psychiatrische inzichten hadden het geloof in de humorenleer, dat al sinds de oudheid gangbaar was, langzaam naar de achtergrond verdrongen. Elementen van de leer bleven echter nog lang nawerken. Lichaam en geest zouden volgens deze leer met elkaar verbonden zijn via bloed, gele en zwarte gal en slijm. Deze sappen moesten met elkaar in evenwicht zijn.
Toestand van rust
Wilde men een (manische) patiënt, die een zogenaamd ‘sanguinisch’ temperament (vurig, impulsief en heethoofdig) had, tot bedaren brengen, dan was afleiden van het bloed naar een ander lichaamsdeel noodzakelijk. Junod bedacht dus een instrument dat dit op basis van een vacuümprincipe kon bewerkstelligen. De toepassing was vrij eenvoudig: nadat de voet en het onderbeen in de laars waren geplaatst, sloot de geneesheer de laars met een rubberen manchet luchtdicht af. Vervolgens pompte hij de overtollige lucht uit de laars, waardoor een vacuüm ontstond. Het vacuüm onttrok bloed aan het hoofd en de patiënt geraakte in een toestand van rust.
Originele verpakking
Origineel kwam de laars in een mahoniehouten kist met een rubber beklede canvas kraag, twee messing cilindrische luchtpompen en een met stof omhulde rubberen slang. Op de voorzijde van de laars was een kraantje gemonteerd met daarboven een klein merkplaatje waarop stond: ‘Charrière Rue de l’ecole de medicine 9 Paris’.
Bron: Beeld van de psychiatrie. 1800-1970. Historisch bezit van de psychiatrische ziekenhuizen in Nederland (Zwolle, 1996) door Annemarie Kerkhoven, P.83. Verwijzing uit: The asylums of Holland: their past and present condition, The journal of psychological medicine and mental pathologie 7 (1854) door Tuke, D.H. , p.454.