Historie van het Dolhuys
Museum van de Geest | Haarlem is gevestigd in een uniek middeleeuws gebouw: het voormalige Leproos-, Pest- en Dolhuis. Duik in de historie van het Dolhuys, met meer dan 700 jaar zorggeschiedenis.
Ter gelegenheid van het 700-jarig jubileum van het Dolhuys, waar Museum van de Geest | Haarlem gevestigd is, verzamelden we verhalen van voormalige bewoners en medewerkers in de online tentoonstelling Leven in het Dolhuys. Catharina Serlier-van den Eijnde (78) woonde van 1946 tot 1947 in het voormalige kindertehuis.
“Als meisje van een jaar of zes heb ik hier samen met mijn zusje eind jaren veertig zoān acht maanden gewoond. Ik herinner mij het nog goed: mijn vader bracht ons hier tot aan de poort, een non deed open en mijn vader ging er vandoor. Dat is best spannend als je als kind zomaar wordt gedropt. Waarom we hiernaartoe werden gebracht, was niet helemaal duidelijk. Er was een baby op komst, mijn moeder had het waarschijnlijk te druk.
Heel lang heb ik hier in bed geplast. En daar werd ik flink voor gestraft. Met het natte matras gebonden op mijn rug, moest ik hier over de binnenplaats lopen. Alle kinderen stonden in een kring om mij heen en joelden: āPismuis, pismuis!ā Dat is natuurlijk afschuwelijk, ik schaamde mij enorm.
Het ging er hier behoorlijk spartaans aan toe. We lagen in lange rijen op slaapzalen, jongens en meisjes apart. ās Morgens naar de wasplaats, we wasten ons met koud water en een stuk zeep en kregen iedere dag levertraan om op kracht te blijven. Mijn haar werd afgeknipt, dat vond ik vreselijk, ik had mooi, lang haar met strikken erin. Iedere dag moest je je bord leeg eten, restjes waren uit den boze.
Er waren ook lieve nonnen, ze leerden ons handwerken. We moesten sokken stoppen, hele manden vol; ik kan het nog steeds! We speelden met kinderen op de binnenplaats, klommen in bomen en iedere woensdagmiddag schreef ik een brief naar mijn ouders. Op een dag werden mijn zusje en ik weer door mijn vader opgehaald. Thuis lag er een baby in de wieg, we hadden een broertje gekregen. Ik heb mijn ouders nooit iets verweten, maar Ć©Ć©n ding wist ik zeker: mijn eigen kinderen zal ik nooit uit huis plaatsen!”