Kollage van de Haat | Willem van Genk
Dit is (eindelijk) een werk waaraan kunstenaar Willem van Genk zelf een titel gaf: Kollage van de Haat (1971). En HAAT spat ervan af. Drie panelen worden gecombineerd, twee daarvan met een man onder een laken.
Het linkerpaneel heeft zijn glazige ogen nog open, maar heeft al wel een label om zijn nek voor in het lijkenhuis. Het lijk rechts heeft de ogen vredig gesloten, maar ligt in een brandend bed. “Dat is een zelfportret,” schrijft Van Genk erbij.
Het linker- en rechterpaneel schuiven over het middelste, dat verbeeld is als een aflevering van het tijdschrift Life uit 1971. Wie de schietende man in het midden is, weten we niet. Zijn slachtoffer kennen we evenmin. “Tuer”, doden dus, schrijft Van Genk onder de loop van het pistool, terwijl de stippellijntjes uit het rechteroog van de boef de titel van een artikel in het magazine omlijsten. Een ijselijke kreet ontsnapt aan de mond van een zieke.
Op zijn laken staat “The Dutch moron homo phyl cancer patient W. van Gent imbysil sinasloah flikker etc.”. Van Genk kan het hier niet over zijn arts Van Gent hebben, die kwam pas later in beeld. Het gaat dus waarschijnlijk toch over hemzelf.
Ook op een ander schilderij noemt hij zich al een ‘moron’. Op het linkerpaneel noemt hij Van Gent in één adem met een citaat uit een interview dat de journaliste Bibeb in 1964 optekende voor Vrij Nederland: “Ik ben een stuk grijs pakpapier”. Het blijft hem dwarszitten, merken we. Overal schreeuwt het woord HAAT ons tegemoet.