Adolf Wölfli wordt door zijn vader verlaten als hij zeven jaar is en blijft alleen achter met zijn moeder. Na haar dood wordt hij achtereenvolgens bij verschillende boerenfamilies ondergebracht. In 1890 wordt hij opgepakt wegens aanranding en gevangengezet. Na een tweede incident wordt hij in 1895 opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis van Waldau, waar hij tot zijn dood zal blijven. Na zijn 35e begint hij met tekenen, schrijven en muziek componeren. Hij werkte van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Vanaf 1904 wordt zijn werk bewaard en bestudeerd door Dr. Walter Morgenthaler. Wölfli’s gigantische oeuvre, dat uit meer dan 25.000 pagina’s bestaat, omvat een imaginaire autobiografie, grafische composities, collages, literair werk en muziekstukken.
Na een bezoek aan Zwitserland in 1945 neemt Jean Dubuffet slechts één werk van Adolf Wölfli mee. Kort daarna stuurt Dr. Morgenthaler 120 werken naar Dubuffet voor een speciale expositie in de Foyer de l’Art Brut, maar reizen na afloop terug naar Waldau. Tijdens zijn bezoek aan Waldau in 1948 ontvangt Dubuffet nogmaals zes werken, verkregen van dokters in het ziekenhuis. In 1949 collectioneert hij nogmaals drie werken.