De deuren van het Dolhuys zijn al bijna een jaar gesloten en er wordt hard gewerkt om het monumentale middeleeuwse gebouw in ere te herstellen. De tentoonstelling-ontwerpers van Kossmanndejong komen langs om wat zaken op te meten in het voormalige pest-, dol-, en leprozenhuis. Een kans voor mij om een kijkje te nemen op de bouwplaats.
In de vroege ochtend loop ik door de stille Schotersingel. Bij de tijdelijke ingang van het museum word ik vriendelijk onthaalt door de projectleider van de renovatie. We begeven ons naar de voormalige ontmoetingszaal, tegenwoordig een geïmproviseerde schaftkeet met rode stoelen en witte tafels. Er zitten een aantal bouwvakkers met een bakkie in de hand, boven hun hoofd lees ik: ‘ooit een normaal mens ontmoet?’
In het vertrek ernaast ontmoet ik mijn collega’s en we krijgen allemaal een paar veel te grote veiligheidsschoenen. Ik strik mijn veters en vraag me af of ik zelf een ‘normaal’ mens ben. Wat is ‘normaal’?
Op onze stalen reuzen stappen we richting de oude Patiëntenkamer. De wand die deze ruimte voorheen scheidde van de Psychiaterkamer is inmiddels verdwenen; ik ben zojuist letterlijk een stapje dichterbij de toekomst gekomen. Een figuurlijke metalen-muilen-sprong richting inclusie. Terwijl ik dat besef, zie ik het verleden van de muren druipen: ‘eens gek altijd gek’.
We lopen verder en meten de muren op van de voormalige Zorgzaal. Het ruikt er stoffig en houtsnipperig. Het voelt er leeg; de geest van het gebouw is afwezig. In ons tijdelijke kantoor verderop in de straat wordt over de nieuwe inrichting gepraat en vergaderd; de tentoonstellingsobjecten liggen verspreid over een rode, fluwelen sofa en worden driftig geanalyseerd. Het holle lichaam staat hier, verouderd; een verkalkt skelet. Dokters rennen door de kamers, om breuken en gaten op te lappen.
Er wordt gesproken over een deur hier, een wand daar. De ruimtes ademen mysterie. We lopen verder, door de gangen van het Dolhof, via de Abram Jonkerzaal naar de regentenkamer, kastenkamer en hup, zo de Dolcel in. Daar sta ik stil, heel normaal. In m’n uppie luister ik naar het lawaai. Buiten timmert men gespannen door aan een nieuw gezicht; een frisse ziel. Ik blijf staan en kan niet wachten op het nieuwe Museum van de Geest. En jij?
Paul Stam (1993) is stagiair bij het Kenniscentrum van het Museum van de Geest. Hij studeert Publieksgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en probeert een brug te slaan tussen de historische wetenschap en het grote, in het verleden geïnteresseerde publiek.