12 december 2017

Mooie woorden bij de opening van ‘Dividing Lines’

Vorige week opende we de nieuwe Dolhuys-tentoonstelling ‘Dividing Lines’. Deze persoonlijke tentoonstelling over beeldvorming en (voor)oordelen over psychiatrische patiënten brengt het leven in een psychiatrische kliniek dichtbij.

De tentoonstelling bestaat uit werken van vier kunstenaars; Jikke van Loon, Aldo van den Broek, Peter Schenk en Klaas Koopmans. Allen verbleven om uiteenlopende redenen tijdelijk in een psychiatrische kliniek. De tentoonstelling werd geopend door de dochter van één van de vier kunstenaars, Anje Wester-Koopmans. In haar openingsspeech vertelde zij op een prachtige manier over haar vader en ‘het spook van de psychiatrie’ dat in hun familie ronddwaalde.

Lees hier het verhaal van Anje Wester-Koopmans: 

Us heit, fries voor onze vader, werd geboren in Garyp in 1920 als oudste van een gezin van 15 kinderen. Hij zelf zou vader worden van acht kinderen. Friesland 1920, was een totaal andere wereld. Het was een tijd dat de verzuiling als een doodnormale werkelijkheid werd beschouwd en die bepaalde dat mensen wisten wat hun plaats was in de maatschappij. Wie als dubbeltje werd geboren zou nooit een kwartje worden en wie zich buiten de gebaande wegen van de alledaagse wereld waagde had het zwaar. Het dorp Garyp was een kerkelijk, hoofdzakelijk gereformeerd boerendorp. Nuchtere mensen wars van franje of overbodige emotie. Ik vertel u dit omdat achtergrond meestal een zeer grote rol speelt in iemands leven, vooral bij mensen met een gevoelige geest.

Mijn vader was overgevoelig, hij had oog voor schoonheid, had talent voor tekenen maar naast de tekenschool die gevolgd werd moest er brood op de plank komen. Zijn vader die ook prachtig kon tekenen, gunde hem een goede vervolgopleiding maar de jonge Klaas ging liever bij zijn vader in het schildersbedrijf, zélf baas zijn! Deze ambivalentie zou hem zijn hele leven achtervolgen. Eigenzinnigheid tegenover verantwoordelijkheid, durven tegenover falen en weten dat je echt heel wat kunt maar tegelijk het grote gevoel hebben dat je echt niets voorstelt.

In de familie waarde het spook rond van de psychiatrie, beppe, Fries voor grootmoeder, was zenuwpatiënt zoals dat toen heette en vier van haar kinderen erfden deze kwaal. Bij mijn vader zijn eerste opname in 1949 kreeg het een officiële naam, manisch depressief. Vaak heb ik mijzelf afgevraagd, zou deze kwaal bij hem net zo’n prominente rol hebben gespeeld in een andere, rustige tijd, met een vaste baan, een klein gezin, met een publiek om zich heen, dat oog had voor zijn kwaliteiten? We zullen het nooit weten want het was net andersom.

Hij leefde als kind in de crisisjaren, in een gezin waarin 4 kleine kinderen overleden en altijd zorg was voor het voortbestaan van de zaak. Deze zorgen voor het dagelijks bestaan zouden voortduren, ook tijdens zijn trouwen. Geen zakenman, meer kunstenaar en toch zich verantwoordelijk weten voor een groot gezin. Er waren genoeg ingrediënten om de cocktail te voeden die mijn vader kreeg toegediend totdat de bom ging barsten. Meestal om de vijf jaar was er een periode van zware overspannenheid, psychoses, die resulteerden in gedwongen opnames.

Toen ik het artikel van museum het Dolhuys las, over het verschil van de vroegere psychiatrische instellingen en nu, las ik voor het eerst dat ruim 30 jaar geleden nog  de patiënt bij aankomst al zijn eigen bezittingen moest inleveren en zich van zijn eigen kleding moest ontdoen om daarna de gestichtskleding aan te trekken. Hij was van dat moment af, patiënt! Natuurlijk zou ik het geweten kunnen hebben maar bij het lezen van dit feit merkte ik dat de tranen over mijn wangen liepen. Op dat moment realiseerde ik mij nog sterker hoe klein hij zich gevoeld moet hebben, alleen en eenzaam zonder enig gevoel van eigenwaarde, identiteitsloos.

Structuur en het inperken van de vrijheid van een chaotische geest zorgde er waarschijnlijk ook voor dat er niet of nauwelijks creatieve therapie gegeven werd. Voor mijn vader gold, dat er bijna niet getekend mocht worden, maar dát was bij hem voor dovemans oren gezegd. Via een vriend werd er stiekem materiaal zoals houtskool en potloden binnengesmokkeld en met speeksel en as maakte je zelf houtskool. Gelukkig voor hem werd in die tijd door iedereen gerookt.

Later zou hij vertellen dat Groot Lankum in Franeker zijn academische opleiding was geweest. Nergens meer figuranten met verslagen blikken, handen terneergeslagen langs het lichaam of onder het hoofd. Patiënten in bed, ziek of zelfs stervend, ze werden door hem vastgelegd. Bij sommige tekeningen staan snelle krabbels, zoals lief op het laken van een stervende man. Tekenend als kunstenaar, journalist of als patiënt welke identiteit hij zich aanmat kunnen we niet vaststellen, wel dat hij het deed met gevoel, gedrevenheid en compassie.

Terugkijkend kun je vaststellen dat mijn vader, ondanks zijn ziekte zich goed heeft kunnen ontwikkelen. Dankzij een goed sociaal vangnet van familie en vrienden, eigen werk en vooral die ene steunpilaar, onze moeder. Buiten de medische wereld was zij zijn grote heelmeester. Zij heeft in ons geval laten zien dat je al genoeg kunt hebben aan één iemand die er altijd voor je zal zijn.

Toen in 1992 met kunstvrienden de stichting Klaas Koopmans werd opgericht wilde onze vader dat bij de oprichting er deze zin aan werd toegevoegd, “Ik wil met dit werk mensen laten zien dat er geen tijd zo donker is of er komt weer een lichtere tijd.” We hopen dat de tentoonstelling ‘Dividing Lines’ kan bijdragen dat er met gevoelige ogen gekeken wordt naar mensen met een kwetsbare geest.

Delen
Cookie toestemming
We gebruiken cookies op onze website, lees meer over ons cookie en privacy beleid.
Instellen
Functionele cookies: deze cookies zijn nodig voor een goed werkende website
Analytische cookies: deze cookies worden gebruikt om bezoekers de best mogelijke ervaring te geven op onze websites
Marketing cookies: deze cookies worden gebruikt om onze bezoekers relevante marketing informatie te tonen