In het Museum van de Geest in Haarlem zijn zeker tien verschillende bouwdelen te onderscheiden. Elk deel had vroeger een andere functie in de zorg voor leprozen, pestlijders, dollen, armen, zieken, melaatsen, alcoholisten of anderen die buiten de maatschappij vielen. Het afgelopen jaar stond het gebouw volledig in de steigers. Er was groot onderhoud nodig aan het monumentale pand. Daarnaast werd er een nieuwe entree en ontvangstruimte gerealiseerd en zijn verschillende oude gedeeltes straks in gerestaureerde staat terug te zien. Een ongewenste gast, de bonte knaagkever, is verjaagd en een aantal verrassende ondergrondse archeologische resten werden onderzocht. Het huidige monumentale complex is het resultaat van een plek die uitgroeide van pesthuis in de veertiende eeuw tot museum over de menselijke geest anno nu.
Een ongewenste gast in de zorgzaal
Nog voordat het museum de deuren sloot werd al begonnen met het herstel van de zorgzaal. Een flinke klus, zo bleek al snel. De zorgzaal kwam tot stand in 1463 en heeft een kapconstructie met een balklaag met korbeelstellen en een jukkenkap met vlieringvloer uit deze bouwtijd. Om het gebouw veilig te houden moest de spantconstructie volledig worden gerestaureerd. Bij het blootleggen van de constructie bleek een groot deel van de houten balken te zijn aangetast door de tand des tijds, voortwoekerende zwammen én de bonte knaagkever. Al het aangetaste hout is verwijderd en vervangen door nieuw eikenhout. Het nog gezonde monumentale houtwerk is maximaal bewaard gebleven en zoveel mogelijk op zichtbare plekken ingezet om het karakter van het pand te behouden. Op de website van Verbij, een familiebedrijf gespecialiseerd in het verbouwen en restaureren van monumenten, vind je beelden van dit ingrijpende project. Dankzij hen en de expertise van Van Lierop zijn de houtconstructies herstelt.
De kapel: het oudste stukje Dolhuys
De kapel van het Museum van de Geest is met 700 jaar het oudste gedeelte van het pand. Het is in drie fases gebouwd. Wat nu de ontvangstruimte wordt, is het oudste deel en stamt uit het begin van de veertiende eeuw. Aan de kopse kant van de kapel werd in 1463 een toren gebouwd. Rond 1500 werd aan de kant van de toren nog een deel aangebouwd, herkenbaar aan de dakkapellen.
In de ontvangstruimte zijn de verdiepingsvloer en de betimmeringen tegen de sporen verwijderd. Daardoor is de kapconstructie en het gotische raam weer goed in het zicht. Een deel van de vloerbalken zijn blijven liggen als herinnering aan de verdiepingsvloer die in de achttiende eeuw is ingebouwd. Ook de veel later aangebouwde serre blijft intact. De vloer zelf is in zijn geheel verwijderd en vervangen door een nieuwe vloer die op dezelfde hoogte ligt als de rest van het museum. Daardoor hebben we eindelijk geen trapjes en oprijplaten meer nodig. Lees hier het verslag van Bouwbedrijf Burgy over de metamorfose van het museumcafé.
In het deel met de dakkapellen, vind je nu de nieuwe keuken voor het museumcafé. De houten vloer is daar verwijderd zodat een riolering kon worden geplaatst. Na het storten van schoon zand was de ruimte klaar voor de nieuwe betonnen vloer. De doorgang onder de toren is weer opengemaakt, op deze plek zat voorheen het kinderspeelhoekje van het museumcafé en zal voortaan het bedienend personeel uit de keuken komen lopen.
De verdiepingsvloer erboven is in het verleden vanaf de onderzijde versterkt met een stalen balk omdat de vloer aan het zakken was. Nu is de vloer daar opnieuw aangelegd en van bovenaf versterkt met stalen balken, zodat de stalen balk aan de onderzijde verwijderd kon worden en de oude moerbinten weer in het zicht zijn. Op de verdieping waren in het verleden kleine kantoorruimtes. Nu wordt die ruimte geschikt gemaakt voor technische installaties, inclusief een luchtbehandelingskast van zes meter lang.

Achttiende-eeuws plafond nu zichtbaar in parkzaal
Achter de oude kapel gelegen vind je de parkzaal. Deze ruimte is casco gerestaureerd en zal in gebruik worden genomen als auditorium. De “moderne” plafonds zijn er weggehaald waardoor het originele achttiende-eeuwse plafond met houten delen voor het eerst in tijden weer zichtbaar is. Aan de kop van de ruimte komen bergruimtes en toiletten. In het nieuwe auditorium is plaats voor 80 tot 100 mensen. De ruimte zal voornamelijk worden gebruikt voor lezingen, theater, films, debat en voor de verhuur aan externe partijen.
Entree als hart van het complex
Via het poortje rechts naast de kapel kwam je ooit via een binnenplaatsje bij de oude keuken van het museum. Deze aanbouw is volledig gesloopt om plaats te maken voor de gloednieuwe entree van het museum. Dieper in de binnentuin is nog een andere lage aanbouw tegen de kapel gesloopt om de nieuwe foyer en garderobe te realiseren. Het ontwerp voor deze nieuwe ruimtes is gemaakt door Verlaan en Bouwstra architecten. De entree van het museum is dus straks te vinden aan de oostzijde van het pand, rechts van de kapel. Door het verplaatsen van deze ruimte is de gesloten binnenplaats toegankelijk gemaakt en vormt de entree het hart van het museum. Behalve toegang tot het museum kom je via de entree nu ook bij het museumcafé, de foyer en het auditorium. Een nieuw trappenhuis inclusief lift zorgt voor de ontsluiting van de bovengelegen verdiepingen.
Waterput en skeletten gevonden
Op de twee plekken waar delen van het gebouw zijn verwijderd is archeologisch onderzoek gedaan. Voor de nieuwe funderingen en de kanalen voor riolering, water en lucht moest het terrein namelijk worden afgegraven tot de diepte van de huidige funderingen. Tijdens het archeologisch onderzoek zijn de oude funderingen blootgelegd, maar er kwam nog meer naar boven. Op de plek van de voormalige keuken zijn een waterput en 27 skeletten gevonden. Een deel van deze bodemvondsten is weggehaald om plaats te maken voor de nieuwe funderingen. Maar zoveel mogelijk is bewaard gebleven en dus nog steeds te vinden onder de nieuwe vloer. De vondsten waren overigens geen totale verassing. Op een historische plek als het Dolhuys is van te voren bekend dat er archeologisch onderzoek zal moeten plaatsvinden. Dat was dan ook van te voren ingepland. Na het archeologisch onderzoek is het terrein bouwrijp gemaakt en in februari 2020 startte de bouw van de nieuwe foyer en garderobe in de binnentuin.
Aan de andere kant van het terrein is later in het jaar ook een opgraving gedaan. Op het voorpleintje van de voormalige entree van het museum zijn in de zomer van 2020 scherven, keramiek en pijpenkopjes uit de zeventiende eeuw gevonden. Interessant is een stuk vensterglas, vermoedelijk afval van een glaszetter uit de zeventiende eeuw. Erop zijn nog sporen van het productieproces te zien. Ook kwam het team een waterkelder uit de achttiende of negentiende eeuw tegen.
Een nieuw verhaal en een nieuwe route
Van de herstelperiode is besloten handig gebruik te maken door ook de vaste opstelling op dat moment onder de loep te nemen. Samen met ontwerpbureau Kossmanndejong is uiteindelijk een compleet nieuw museumconcept ontworpen. De routing door de verschillende gebouwen is veranderd, en dat zal even wennen worden voor de vaste bezoeker. Met de huidige coronamaatregelen in ons achterhoofd hebben we besloten één vaste route te hanteren met enkel eenrichtingsverkeer.
De zoektocht naar de geest is door Kossmanndejong vormgegeven als een waanzinnige beleving waarbij alles draait om verwondering over de menselijke geest. Zowel die van anderen als die van jezelf. In de nieuwe tentoonstelling ontmoet je veel verschillende mensen, ieder met zijn of haar eigen verhaal. En je wordt geconfronteerd met vragen waarop iedereen een ander antwoord heeft. Want waar bevindt de geest zich nou eigenlijk? Kun je die meten of beïnvloeden? En waar liggen de grenzen van ons kunnen? Aan de hand van persoonlijke verhalen, moderne kunst en een historische collectie vol vreemde objecten ga je straks als bezoeker op zoek naar jouw antwoorden. En het gerucht gaat, dat de muren kunnen spreken.
Samenwerking
Bij het herstel en de vernieuwing van het Dolhuys-complex zijn verschillende partijen intensief betrokken geweest. Dank aan; de Gemeente Haarlem, Kossmanndejong, Burgy Bouwbedrijf, Verlaan en Bouwstra architecten, Lansink en van Lierop en Verbij Hoogmade.
Beeld: Museum van de Geest, Burgy Bouwbedrijf, Verbij Hoogmade, Barbra Verbij, Archeologische Werkgroep Haarlem e.o.