Mooi! Dacht ik, toen ik aan mijn stage in het Dolhuys begon. Eindelijk een bezigheid waarmee je voor de dag kan komen. Ik ben namelijk dol op mijn studie, maar er kleeft één groot nadeel aan.
Het doet het niet bepaald goed op feesten en partijen. De meest positieve reactie op: ‘Ik studeer geschiedenis’ is een licht verbaasd: ‘Oh, en wat kan je daar dan mee?’ Helaas komen moeilijke gezichten en pijnlijke stiltes het vaakst voor, op de voet gevolgd door het o, zo lollige: ‘En wat wil je daar mee worden? Leraar of werkeloos? Hahaha!’ Ik heb zelfs een keer een goed bedoeld maar pijnlijk: ‘Maar je ziet er eigenlijk best vlot uit’, teruggekregen. De master Cultureel Erfgoed leek een lichte verbetering, maar als je vervolgens moet uitleggen wat dat betekent, ben je zo weer terug bij af. Toen ik mijn op handen zijnde afstuderen aankondigde, zei de oma van mijn vriend: ‘Maar dáár krijg je toch zeker geen titel voor?’
Gelukkig werk ik nu in een museum. Daar kan iedereen zich iets bij voorstellen, en het imago heeft iets statigs. Ook iets stoffigs, maar dat was ik toch al. En inderdaad. De eerstvolgende verjaardag maakte ik duidelijk indruk met mijn nieuwe status van museumstagiaire. Dat komt natuurlijk ook door de aard van het museum. Had ik bijvoorbeeld stage gelopen in zeg, het Vingerhoedmuseum (meer dan 40.000 stuks, echt waar!), dan was de reactie ongetwijfeld anders geweest. Er is echter niets fascinerender dan (ab)normale mensen, waarmee mijn status direct van suf naar super is gestegen.
Mijn imago is dus plotseling een stuk beter geworden, eigenlijk precies zoals ik mijn Toekomstige Ik altijd voor ogen had. Ik weet namelijk niet hoe het met jullie zit, maar als ik aan mijn Toekomstige Ik denk, is dat iemand die precies op mij lijkt, maar dan heel doelgericht en professioneel bezig is. De harde werkelijkheid is echter, dat je niet van het ene op het andere moment geslaagd en succesvol wordt, hoe cool je studie ook lijkt.
Uitzoeken hoe je het best een historische collectie kan ontsluiten is namelijk veel moeilijker dan het lijkt. Van doos vol foto’s naar een collectie waar iedereen van kan genieten is een ingewikkeld proces. Niks carrièretijger dus, meer een Waku Waku-aap. Je weet wel, die quiz waarbij Rob Fruithof aan de hand van allerlei filmpjes vragen over dieren stelde. De beste filmpjes waren van het soort: ‘Deze baviaan krijgt elke dag een lekkere snack. Vandaag zit die snack echter in een glazen buis. Wat doet de baviaan nu?’ Er waren vier mogelijke antwoorden. A: hij probeert de buis met grof geweld kapot te slaan, B: hij geeft op en loopt weg, C: hij probeert op ingenieuze wijze met een stokje de snack uit de buis te peuteren of D: hij laat zijn rode billen zien. Even voor de duidelijkheid: ik ben de baviaan, mijn onderzoek is de lekkere snack en niemand laat zijn billen zien, want zo zijn we niet opgevoed. Soms voel ik veel voor optie A. Maar wild met een toetsenbord om je heen meppen lost niks op en het wordt niet op prijs gesteld. Soms denk ik aan antwoord B, maar ik wil écht m’n snack hebben, dus dat is ook geen optie. Daarom zit ik geduldig iedere dag nieuwe oplossingen te verzinnen en nieuwe schema’s te tekenen. De collectie foto’s en films waar ik het voor doe zijn heel bijzonder en ik leer gigantisch veel. Dus laat mij nog maar even verder peuteren, dan ben ik straks een heel tevreden aap.